Piramidevlinder (Amphipyra pyramidea)
De rups vond ik op de takken van de klimroos. De naam is afkomstig door de driehoekige punt/bult bij de rups.
Familie
uilen (NOCTUIDAE) -nachtvlinders
Tot 42 mm; lichaam plomp, bleek groenachtig blauw of helder groen; segment elf met een opvallende driehoekige bult met gele punt; over de rug een witte middenstreep met aan weerszijden een patroon van witte lijntjes en stippen; over de spiracula een witte lengtestreep; op de eerste twee segmenten wordt de gehele witte tekening geelachtig; kop lichtgroen met aan weerszijden een witte streep.
Voorkomen
Een gewone soort die verspreid over het hele land voorkomt.
Levenscyclus
Rups: april-juni. De verpopping vindt plaats in een cocon in de strooisellaag of in de grond. De soort overwintert als ei in een bastspleet.
Habitat
Bossen, struwelen, parken en tuinen.
Waardplanten
Diverse loofbomen en struiken, waaronder eik, sporkehout, berk, meidoorn, sleedoorn, kamperfoelie en liguster.
De eieren worden vanaf augustus afzonderlijk of in heel kleine groepjes gelegd op twijgjes of de bast van de waardplant. Zij overwinteren en komen pas in het volgende voorjaar uit. De rupsen vinden we vooral in april en mei. Vanaf juni gaan ze ondergronds, waar ze een cocon spinnen om te verpoppen. Dat duurt ongeveer twee maanden.