Psyche casta – Gewone zakdrager.
Vreemde wandelende takjes in de tuin Psyche casta
Algemeen tot zeer algemeen. De zakjes worden veel gevonden, doch lastig te onderscheiden van P. crassiorella en Whittleia retiella. Het formaat van de zak zou uitsluitsel kunnen geven. P. casta is doorgaans de meest voorkomende zakdrager van Nederland.
Overal kan de soort worden aangetroffen in tuinen, struwelen, heiden, jonge loofbossen en ook aan de kust is het geen ongewone verschijning. Elders komt de soort ook voor midden in weilanden of kale vlakten.
Herkenning
Adult vliegt overdag, mannetjes zijn gevleugeld en zij bezitten vrij brede vleugels met een donkergrijze tot bruinige grondkleur. De vleugels zijn wat behaard. Wijfjes daarentegen zijn vleugelloos, zij zetten hun eieren na de paring af in de zak. Eiafzettende wijfjes worden regelmatig samen met de zakjes gevonden in mei en juni.
Levenswijze
Rupsen zijn donker, lichaam roodachtig geel. De dwarsbanden over de rug zijn donker, vaak met gelige banden. De rups leeft van grassen, andere materialen maar ook op bladeren van loofbomen en struiken. Het rupsenstadium loopt van augustus tot na de overwintering in mei. De zakjes (lengte 8-12 mm) bestaan uit delen van grassen. Deze grasdelen steken soms uit, ver buiten de oorspronkelijke zak. Verpopping vindt plaats in de zak, in mei en juni
Waardplanten of voedsel
Grassen (Poaceae), algen en plantaardige materialen.
De gewone zakdrager – Psyche casta is een nachtvlinder uit de familie Psychidae, de zakdragers.
De spanwijdte van de mannetjes bedraagt tussen de 12 en 15 millimeter. De vrouwtjes hebben geen vleugels.
Waardplanten komen onder meer uit de grassenfamilie, berk, wilg, populier en bosbes.
De rupsen maken net als al de andere zakdragers, van grassprietjes en kleine takjes een omhulsel waar ze door beschermd worden. De vliegtijd loopt van mei tot en met juli.
De gewone zakdrager is een in Nederland en België algemene vlinder die in grote groepen voor kan komen. De rupsen zijn vaak te vinden op boomstammen.
Levenswijze
De rups bouwt een huisje van lange scheef afstaande takjes en ander langwerpig plantenmateriaal. Ze leeft op zeer verschillende soorten planten en spint haar huisje voor de verpopping met de opening vast aan een twijgje, boomstam of stenen muur. In mijn tuin op bladeren van de druif en hortensia Het vrouwtje komt, zoals alle soorten zakjesdragers, van achteren uit het huisje, maar verlaat het huisje niet. Ze klampt zich vast aan het einde van het huisje en scheidt een sekslokstof af om een mannetje te lokken. Na de paring legt zij de eitjes in het huisje en sterft dan spoedig, waarna ze door haar nakomelingen wordt opgegeten. Bovendien breken die haar huisje af en verlaten dan met tientallen hun geboorteplaats.