Het klein geaderd witje (Pieris napi) is een dagvlinder uit de familie Pieridae, de witjes.
De wetenschappelijke naam napi verwijst naar Brassica napus ( koolzaad ), een van de waardplanten.
Vorig jaar weinig ,,nieuwe soorten” vlinders in mijn tuintje gezien. ik had de hoop op meer verschillende soorten al een beetje opgegeven en opeens fladdert het Klein geaderd Witje voorbij. Deze settelde zich op de roze margriet en liet zich makkelijk fotograferen. Het Oranje tipje ook al twee keer waargenomen in de tuin.
Kenmerken
De voor vleugel lengte van 20 tot 24 millimeter. De grondkleur van de vleugels is wit, op de onderzijde is de onder vleugel en de vleugelpunt van de voorvleugel soms geel. De aders zijn aan de onderkant van de vleugels groen/grijs bestoven, dit is echter in de zomer aanzienlijk minder duidelijk dan in het voorjaar. De soort is dan niet makkelijk te onderscheiden van het klein koolwitje. Aan de bovenzijde van de voorvleugel heeft het mannetje een zwartige stip. De vlek aan de vleugelpunt -apex – is gelobd, en loopt naar beneden toe druppelsgewijs af.
. In de meeste gevallen is het vrouwtje sterk getekend. De vleugeltip is donker en er zijn altijd twee grote, donkere stippen op de voorvleugel zichtbaar. De onderste stip kan versmolten zijn met de brede zwarte streep langs de onderkant van de vleugel. De tekening kan lichtgrijs zijn bij de voorjaarsgeneratie, maar is meestal zwart in de latere generaties.
Mannetjes ontpoppen meestal enkele dagen voor vrouwtjes. Het imago leeft 9 tot 18 dagen. Het heeft een flinke nectarbehoefte. De helft van de tijd besteedt het aan het zoeken naar nectar, vooral kruidige planten. Het vrouwtje paart meerdere malen om voldoende eitjes af te kunnen zetten. Mannetjes worden het meest aangetrokken tot vrouwtjes die nog niet gepaard hebben, maar als de paring langer geleden is neemt de aantrekkelijkheid van vrouwtjes voor de mannetjes ook weer toe. Na een paring met een mannetje dat al eens gepaard heeft, moet het vrouwtje al na twee dagen weer opnieuw paren, na een paring met een “maagdelijk” mannetje duurt dat zo’n zes dagen. De paring met een maagdelijk mannetje gaat ook sneller, zo’n twee uur, tegen met een “ervaren” mannetje zo’n zeven uur. Het vrouwtje heeft echter geen voorkeur voor maagdelijke of ervaren mannetjes.
De eitjes worden apart of in kleine groepjes op vele soorten kruisbloemigen afgezet. Meestal betreft het wilde soorten. De verpopping vindt plaats tegen de plantenstengel aan.
Het klein geaderd witje stelt geen specifieke eisen aan zijn omgeving en kan daarom overal worden aangetroffen. In de meeste habitats waar het klein koolwitje vliegt, is ook het klein geaderd witje te vinden. Wel heeft het klein geaderd witje meer dan het klein koolwitje een voorkeur voor natuurlijke omgevingen en is het minder een cultuurvolger. In vochtige omgevingen wordt zij het meest waargenomen.
Waardplanten
Veel kruisbloemigen; vooral in half beschaduwde en vochtige milieus. Het klein geaderd witje is lang niet zo schadelijk in de landbouw als enkele andere soorten, omdat hij niet vaak op kool wordt aangetroffen. We vinden de rupsen wel op mosterd, maar verder worden heel veel wilde planten gegeten, zoals look-zonder-look en pinksterbloemen. De voorjaarsgeneratie is verzot op paardenbloemen, de latere generaties op distels.
Levenscyclus
Rups: half mei- begin juli en begin augustus-begin oktober. De soort overwintert als pop, hangend tegen een stam, een steen of iets dergelijks.
Weetjes
Het Klein Geaderd Witje overwintert als pop. Ze brengen twee tot drie generaties per jaar voort. Samen met het Groot Koolwitje en het Klein Koolwitje is dit één van de meest algemene dagvlinders van Nederland.
Bronnen:
Wikipedia, Garden safari, Soortenbank.