Oranje vlekjes tussen de paarse bloemetjes van de bieslook, zo vel van kleur had ik nog nooit korfjes van de bijen gezien. Misschien is het wel afkomstig van koolzaad en de tamme kastanje, zij bloeien immers beiden op dit moment.
BIJEN VERZAMELEN STUIFMEEL
Een bijenvolk heeft veel stuifmeel, rijk aan eiwitten, nodig voor de ontwikkeling van de larfjes, voor de productie van koninginnenbrij, voor wasvorming en voor de opbouw van het eiwit-vetlichaam (belangrijk voor de winterbijen). Stuifmeel verhoogt de weerstand tegen ziekten en verlengt de levensduur van de bijen. Vooral jonge bijen consumeren tijdens de eerste twee weken van hun bestaan massaal stuifmeel, daarna schakelen ze over op koolhydraten die ze vinden in de nectar en de honing. De jaarlijkse behoefte aan stuifmeel bedraagt gemiddeld 40 tot 50 kg per volk.
WAT IS STUIFMEEL
De stuifmeelkorrels of pollen zijn de mannelijke voortplantingscellen van de planten. Stuifmeel bestaat uit microscopische kleine korreltjes, die in grote aantallen gevormd worden in de helmknoppen van de bedektzadige planten en in de pollenzakjes van de naaktzadige planten.
Stuifmeelkorrels zijn zeer uiteenlopend van vorm, grootte en uitzicht. Bovendien zijn ze typisch voor de soort of het geslacht. Hun grootte wisselt van enkele micron tot enige tientallen micron (1 micron = 1/1000 mm). Stuifmeelkorrels kunnen bolvormig, eivormig, draadvormig, langwerpig of veelvlakkig zijn. Hun oppervlak is glad of ruw, en kan bezet zijn met stekels of voorzien van groeven. Het pollenomhulsel is bestand tegen afbraak door verteringsprocessen.
De kleur van het stuifmeel kan ons een idee geven van welke bloem het afkomstig is.
kleur |
planten |
zwart donkergrijs geel goudgeel groengeel groen-wit groen blauw oranje rood |
klaproos framboos – sporkenhout hazelaar – wilg – els – kogeldistel – klimop guldenroede – tamme kastanje – koolzaad linde – palm – esdoorn braam kruisbes phacelia paardenbloem paardenkastanje – reseda – canada |
Bijensoorten
Meer efficiënte bijensoorten zijn soorten met speciale beharing: de buik- en beenverzamelaars. De buikverzamelaars (o.a. bladsnijdersbij, metselbij, behangersbij) hebben op de onderkant van het achterlijf lange haren waarin ze het stuifmeel verzamelen. Dit wordt ook wel een buikschuier genoemd. Beenverzamelaars, zoals de pluimvoetbij, hebben aangepaste beharing op de achterste poten.
De grootste specialisatie vinden we bij de hommels en de honingbijen. Dit zijn korfverzamelaars.
Zij vermengen het stuifmeel met nectar in speciale pollenkorfjesop de achterpoten. Bij het bloembezoek komt de bij in aanraking met de helmknoppen. Wanneer deze rijp zijn, barsten ze open en de stuifmeelkorrels verspreiden zich over het hele bijenlichaam. Soms bewerkt de bij de helmknoppen met haar kaken om ze te laten openbarsten. Ze verwijdert met haar poten het stuifmeel uit haar harenkleed. Met de voorpoten worden kop en hals gereinigd, terwijl de middenpoten het borststuk schoonmaken. Ten slotte wordt het stuifmeel naar de achterpoten doorgegeven, waar het verzameld wordt in het pollenkorfje. Tijdens het verzamelen wordt het stuifmeel voortdurend met nectar bevochtigd. Wanneer het stuifmeelklompje klaar is, wordt het met de middenpoten vastgeklopt. Een stuifmeelklompje weegt gemiddeld 7,5 mg, dit betekent dat een pollenhaalster per vlucht ongeveer 15 mg stuifmeel verzamelt. Bij het verzamelen van stuifmeel is de bij bloemvast en de samenstelling van de stuifmeelklompjes is dan ook uniform.
Bij haar terugkeer in de kast zoekt de bij een geschikte cel, dicht bij het broednest, steekt er haar achterpoten in en met de middenpoten worden de klompjes uit de pollenkorfjes gewreven. De cellen worden voor ¾ gevuld, één cel kan ongeveer 18 klompjes bevatten. De verdere bewerking geschiedt door de jonge bijen, die het stuifmeel bevochtigen met wat kliersecretie, aandrukken en afdekken met een laagje honing. De aldus bewerkte pollen worden bijenbrood genoemd.
Bronnen: Kon IVB – Natuurpunt. be